Neem de tijd om over uw wensen te praten. Zoek een rustig moment en plek uit. Spreek eventueel van te voren met elkaar af wanneer u gaat praten. Zodat u ook echt de ruimte heeft om naar elkaar te luisteren. Spreek af dat u elkaar laat uitpraten.
Zeg wat u graag zou willen zonder uw partner een opdracht te geven. “Ik wil dat je ophoudt met zeuren”, is een wens, maar ook een bevel. Dat roept weerstand op bij uw partner. Maar als u zegt: “Ik heb behoefte aan rust”, komt dat anders over. Een ander voorbeeld: met de uitspraak “Ik wil ook weleens wat zeggen”, wilt u duidelijk maken dat u graag wilt dat uw partner naar u luistert. Zeg dan ook: “Ik wil graag dat je nu naar me luistert.”
Vertellen wat u voelt is eng, want hoe zal uw partner daar op reageren? Toch is het belangrijk uw gevoel te vertellen. Zo kunt u elkaar weer begrijpen en u weer contact met elkaar krijgen.
Let er dan ook op dat u geen verwijten maakt of een bevel geeft. Zeggen: ”Ik voel me alleen”, werkt beter dan zeggen: “Je bent ‘s avonds nooit thuis.” Een ander voorbeeld: “Ik heb het koud, wil je de verwarming hoger zetten?” werkt beter dan: “Je hebt de verwarming zeker weer uitgedaan.”
Zeg iets over het gedrag van uw partner, maar veroordeel niet. Met zeggen: “Je bent gierig”, veroordeelt u dan ander. U kunt ook zeggen: “Ik vind dat je te weinig fooi geeft”, als uw partner geen extra geld geeft bij het betalen in een restaurant.
Wees duidelijk over welk gedrag of oplossing u graag zou willen. “Ik wil op donderdagavond met de meiden uit", is duidelijker dan “Ik wil meer vrijheid”. Uw partner begrijpt u dan beter.